‘Voedingsbegeleiding na bariatrie’
door Annemarie Delnoy
19 juni was de voorlopig laatste scholing ‘Voedingsbegeleiding na bariatrie’ welke druk bezocht werd door zo’n 150 diëtisten uit Nederland en België. Internist Ingrid Rietveld:Metabole consequenties van een bariatrische ingreep Ingrid legt tijdens haar presentatie uit welke fysiologische factoren het lichaamsgewicht reguleren en duidelijk is hoe complex de werking van het lichaam is als het gaat om (over)gewicht en het goed kunnen afvallen.De effecten van voeding op het gastro-intestinale trajectuiten zich o.a. in de maag, darmen, alvleesklier en secretie van darmhormonen en vervolgens ook op signalen naar de hersenen onder invloed van hormoonsecretie. Bij obesitas treedt er o.a. een verstoring op van de darmhormonen Ghreline, PYY, en GLP-1. Na een bariatrische ingreep is er niet alleen een malabsorptie en een innamerestrictie maar ook een gunstige respons van de darmhormonen. Afname in de Ghreline-spiegels zorgt voor vermindering van eetlust, een toename van de post-prandiale PYY spiegels en een toename van de post-prandiale GLP-1 spiegels voor een snellere verzadiging. Ondanks dat de meeste ingrepen goed verlopen kunnen er problemen ontstaan; te veel gewichtsverlies,onvoldoende gewichtsverlies en vitamine deficiënties. Deficiënties kunnen ook al pre-operatief aanwezig zijn, daarom is het wenselijk ook deze van te voren op te lossen. Pre-operatief is dit effectiever dan post-operatief. Een analyse naar de oorzaak van de deficiëntie is gewenst om te voorkomen dathet tekort sneller optreedt na de operatie. Met name ijzer, calcium, vitamine D, B1 en B12,verdienen extra aandacht. Post-operatiefzijn de adviezen voor de 1e lijn o.a.: letten op obesogene medicatie, bij onverwachte problemen met gewichtin eersteinstantie aandacht voor levensstijl. Indien aanhoudende problemen verwijzen naar bariatriecentrum. Bij vitamine deficiënties nagaan of het juiste multivitaminepreparaat wordt gebruikt. Diëtist Maartje Punt: voedingskundige consequenties van een bariatrische ingreep Maartje Punt belicht vier sleutelmechanismen: homeostase, hedonisme, cognities en motivatie. Homeostase: de lichamelijke veranderingen die in het lichaam optreden na een operatie, blijven niet beperkt tot het simpel hebben van een kleinere maag, maar ook veranderingen van de darmhormonen zoals door Ingrid Rietveld toegelicht. Dit zorgt voor verminderde eetlust en snellere verzadiging. Tekorten op macro- en micronutriënten niveau liggen op de loer, zo ook eiwit inname die belangrijk is voor spierbehoud. Maar denk ook aan veranderingen in microbiota en de gevolgen daarvan: hypoglykemie, verhoogde incidentie van gebitscariës en veranderingen op in de microbiota die mogelijk een grote rol spelen in de glycemische controle en gewichtsverlies op de lange termijn. Ook vervelende gevolgen zijn te noemen zoals dumping, hogere kans op galstenen of een inwendige breuk.Maar anderzijds, medicijnen kunnen gaande de gewichtsafname worden afgebouwd en soms zelfs helemaal worden gestopt. Monitoring is van belang gezien sommige medicatie nauwkeurig is ingesteld mede bepaald door gewicht. Aandachtspunten voor de diëtist zijn het stimuleren van spieropbouw i.c.m. een eiwitrijke basisvoeding ter voorkoming van het dalen van de VVM, REE én sarcopenie te voorkómen alsmede therapietrouw in vitaminesuppletie te monitoren. Het hedonische aspect van voeding waar de diëtist zich op kan richten is smaakontwikkeling. Vaak wordt de zoete smaak intenser geproefd en dit kan tot andere voedingskeuzes leiden, veelal in het voordeel van gezondere voedingsmiddelen. Cognities: na een operatie speelt er regelmatig de angst om weer aan te komen, hebben cliënten moeite met het snel veranderende lichaamsbeeld of kampen nog met emotie eten van voor de operatie. Hierop dient de diëtist bedacht te zijn. Het kan leiden tot verstoord eetgedrag. Met behulp van de REO vragenlijst kan hier meer informatie achterhaald worden. Met cliënten kan een hoog risico situatie in beeld worden gebracht en een plan worden opgesteld, het als-dan plan ontwikkeld door Marlatt & Gordon (1985). Motivatie. Als laatste legt Maartje uit waarom het zo belangrijk is om de verschillende gedragsmodellen te kennen en toe te kunnen passen. Het herkennen van niet helpende gedachtes of gedrag, het ondersteunen in het verkrijgen van nieuwe inzichten en toepassen van motivational interviewing kan goed worden ingezet. Dumping en hypoglykemie Janneke Wiebolt, internist en endocrinoloog en Lisa van Wayenburg, diëtist Er is kans op vroege en late dumpingklachten. Late dumpingklachten treden anderhalf tot twee uur na de maaltijd op door hypoglykemie ten gevolge van een versterkte afgifte van insuline en door bepaalde darmhormonen. Vier op de 1000 patiënten houdt klachten van late dumping tot lang na de operatie. Drie maanden post-operatief heeft zelfs 20% van de patiënten late dumpingklachten. Voor zowel vroege als late dumping is diagnostiek beschikbaar in ziekenhuizen. Veel wordt de Dumping Syndrome Rating Scale ingezet om een goed beeld te krijgen van de ernst van de klachten. Aandachtspunten voor de diëtist zijn vooral de verdeling van maaltijden over de dag, vochtinname goed spreiden, snelle suikers vermijden, gaan liggen na heftige klachten. Medicatie kan ook ingezet worden, maar bijwerkingen en kosten spelen een rol. |